interview cies de reden waarom ze er nu niet meer zijn. Dat heeft veel wrevel gewekt en de toon gezet voor de politieke discussie die resulteerde in de opheffing.’ U bent zelf bijna vijf jaar voorzitter van een schap geweest. ‘Ik ben voorzitter geworden van het Bosschap, juist omdat dat schap wist waar het waar voor was en zich daartoe beperkte. Plantenziekten en onderwijs, daar hielden we ons mee bezig en dat was het dan ook wel zo’n beetje. De administratieve lasten van het schap waren uiterst beperkt. De kosten daarvoor werden gedragen door de leden en dat vond niemand een probleem. Integendeel: vrijwel de gehele achterban was blij met het schap en tégen de opheffing ervan.’ Het zijn de laatste dagen van haar burgemeesterschap in Almere. De stad waar Annemarie Jorritsma naar eigen zeggen haar hart aan heeft verpand. Een goed moment voor reflectie. Met zichtbaar genoegen gaat ze ervoor zitten om terug te kijken op de ook voor haar onverwacht snelle ondergang van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. Nog geen jaar nadat een commissie onder haar voorzitterschap pleitte voor behoud, tekende het kabinet Rutte II in het regeerakkoord voor opheffing. Jorritsma kent de schappen door en door, want ze had er in zeer uiteenlopende functies mee te maken. Eerst als minister van Economische Zaken in het tweede paarse kabinet (1998-2002), later als voorzitter van het Bosschap (2004-2008) en ten slotte in 2011 als voorzitter van de commissie die een beoordelingskader voor de taken van de schappen opstelde. ‘Als minister van Economische Zaken heb ik de schappen regelmatig tot de orde geroepen, omdat ik vond dat ze zich taken toe-eigenden die niet bij een schap horen. Neem zo’n promotiecampagne met de slogan ‘Kijk eens wat vaker in de spiegel van de kapper’. Dat past bij een brancheorganisatie, maar absoluut niet bij een schap. Een schap behoort zich te beperken tot wettelijke taken en zaken die de leden niet individueel kunnen doen, zoals scholing. Dat een aantal schappen het niet kon laten dingen om die wettelijke taken heen te doen, is preHoe vond u de discussie over het bestaansrecht van de schappen? ‘Als Bosschap hadden we daar weinig last van, juist omdat we zo’n sterk draagvlak hadden bij de achterban. Ik zag wel dat de acties van sommige andere schappen de discussie verscherpten, maar de opheffing van alle schappen verwachtte ik toen niet. Ik dacht: ze zullen zich wel realiseren wat ze dan gaan missen. Een aantal schappen deed meer dan de wettelijke taken, dat is precies de reden waarom ze er nu niet meer zijn Ik werd in die tijd ook voorzitter van een commissie die in opdracht van het Bedrijfschap voor Horeca en Catering een classificatiesysteem voor hotels ontwierp. Typisch een onderwerp waar ook de meerwaarde van een schap uit blijkt: zo’n systeem werkt niet op basis van vrijwilligheid, want drie sterren moeten overal voor dezelfde kwaliteit en voorzieningen staan. Zo’n systeem is in de eerste plaats een consumentenbelang, maar is uiteindelijk ook in het belang van de sector. Het was logisch dat iedereen eraan meebetaalde. Toen we met de classificatie aan de slag gingen, was er eerst wel wat verzet, maar toen het eenmaal werkte, was vrijwel de hele sector er heel tevreden over. De discussie over de schappen was bij de productschappen veel heftiger → SERspecial 19 Neergang

Pagina 20

Voor uitgaven, online archief en drukwerk zie het Online Touch beheersysteem systeem. Met de mogelijkheid voor een webwinkel in uw tijdschriften.

SERmagazine PBO-Special Lees publicatie 10Home


You need flash player to view this online publication