interview voldeden precies aan de definitie van ‘overheid’ in de Grondwet: een lichaam dat is gestoeld op de Grondwet, een eigen uitvoeringswet heeft, belastingen kan heffen, wetten en verordeningen kan maken, het algemeen belang dient en waarvan de voorzitter door de Kroon wordt benoemd. Veel bestuurders hadden er echter moeite mee om de schappen als zodanig te zien, omdat zij zich dan ook moesten houden aan de wettelijke regels voor toezicht, openbaarheid van bestuur en aanbestedingen. Daardoor kregen de schappen soms het verwijt dat zij publiek werden gefinancierd – via belastingheffing aan álle bedrijven in een sector – maar privaat handelden. Sommige politici hadden het bijvoorbeeld over een ‘onderonsje van het bedrijfsleven met publiek geld’. Dat heeft de beeldvorming en het draagvlak geen goed gedaan.’ Waarom werkte het stelsel dan toch zo goed? ‘Allereerst omdat het paste binnen het Nederlandse overlegmodel, dat uitgaat van gemeenschappelijk sociaaleconomisch beleid. De PBO komt voort uit de gedachte dat de sturing van de samenleving door de meest en eerst betrokkenen moet plaatsvinden. Zij weten zelf immers het beste wat er leeft en wat er nodig is. Daarnaast hing het succes van de schappen sterk samen met de emancipatie van de agrarische sector. Toen dat proces in volle gang was, accepteerden werkgevers en werknemers dat de schappen hun wetten, verordeningen en heffingen oplegden. Men keek ook anders tegen de schijn van belangenverstrengeling aan. Die term bestond dertig jaar geleden nog niet eens, bij wijze van spreken.’ Schijn van belangenverstrengeling? ‘Denk bijvoorbeeld aan een private werkgeversorganisatie die een voorstel voor projectfinanciering indiende bij een productschap, waar de werkgeversvoorzitter vervolgens in de commissie zat die dat verzoek beoordeelde. In de jaren vijftig, zestig, zeventig en tachtig van de vorige eeuw accepteerde men dat soort nauwe banden tussen de private organisaties en het product- of bedrijfschap, omdat zij allemaal voor hetzelfde doel stonden, namelijk: vooruitgang in de sector. Maar dat veranderde toen de emancipatie voltooid was, de deelnemende bedrijven groter werden en de mensen in de sector beter geschoold raakten. Het gezag van de schappen en de werkgeversorganisaties nam af. Bedrijven dachten: wij doen het zelf wel, ik accepteer niet langer dat ik een heffing krijg opgelegd.’ Zo bezien was het einde onafwendbaar. ‘Inderdaad. Ik was niet verbaasd over de opheffing, want het kon niet anders. De sectoren wilden zélf niet meer. Het begon met de boeren en tuinders die niet meer wilden, bij de ondernemers die geen heffingen meer wilden betalen en bij actiegroepen in de agrarische sector zelf. Pas daarna sprongen politieke partijen op de kar die toch al niet zoveel hadden met het overlegmodel.’ Betreurt u dat het zo is gelopen? Is het geen verlies voor Nederland? ‘De schappen zijn verdwenen omdat de missie – emancipatie van de agrarische sector – was volbracht. Daar put ik meer positivisme uit dan verlies.’ n Het Landbouwschap: 1954–2001 Als directeur van LTO Nederland was Dirk Duijzer nauw betrokken bij de afbouw van het Landbouwschap, een van de machtigste en invloedrijkste schappen, dat van 1954 tot 2001 heeft bestaan. ‘Het Landbouwschap richtte zich vooral op collectieve belangenbehartiging, onderzoek en de bestrijding van dier- en gewasziektes. Het ontwikkelde zich tot een wijdvertakt overlegorgaan, zowel op provinciaal, landelijk als Europees niveau. Zo wist het Landbouwschap de sector meer dan veertig jaar te beschermen tegen ongewenste regelgeving en bezuinigingen uit Brussel. Het schap werd opgeheven na de fusie van de drie agrarische werkgeversorganisaties in Nederland – de Nederlandse Christelijke Boeren- en Tuindersbond, de Katholieke Boeren- en Tuindersbond en het Koninklijk Nederlands Landbouw Committee – tot LTO Nederland. Het Landbouwschap was toen niet meer nodig als samenwerkingsorgaan.’ SERspecial 7 Pagina 6

Beeldbepalende campagnes

Scoor meer met een webshop in uw tijdschriften. Velen gingen u voor en publiceerden rapporten online.

SERmagazine PBO-Special Lees publicatie 10Home


You need flash player to view this online publication