beroepsonderwijs Het mbo moet studenten vaardigheden bijbrengen waarmee ze zich duurzaam kunnen redden op de arbeidsmarkt, ook in de toekomst. Goede mbo-opleidingen zijn een co-productie van mbo-scholen en het georganiseerde bedrijfsleven. Isabel Coenen (FNV) en Gertrud van Erp (VNO-NCW/ MKB-Nederland) over het net verschenen tweede SER-advies over toekomstgericht beroepsonderwijs. Het Nederlandse middelbaar beroepsonderwijs staat internationaal goed aangeschreven. Mbo-studenten zijn over het algemeen tevreden over hun opleiding en werkgevers zijn te spreken over de kwaliteit van de gediplomeerden. De aansluiting met de arbeidsmarkt is gemiddeld genomen prima: veel afgestudeerde mbo’ers vinden binnen een maand een baan. Dit betekent echter niet dat het mbo rustig achterover kan leunen. Technologisering en robotisering gaan de arbeidsmarkt de komende jaren fundamenteel veranderen. Kennis en vaardigheden raken sneller verouderd en er ontstaan mismatches tussen vraag en aanbod. Nu al is er in sommige sectoren een groeiend tekort aan personeel, bijvoorbeeld in de installatiebranche, bouw en zorg. Andere sectoren moeten juist mensen afstoten omdat er geen (passend) werk meer voor hen is. Dit laatste speelt vooral in administratieve, meer routinematige beroepen. Kortom: het mbo moet studenten vaardigheden bijbrengen waarmee ze zich duurzaam kunnen redden op de arbeidsmarkt van nu en de toekomst. Leren en werken ‘Naast vakspecifieke en basisvaardigheden gaat het om sociaal-communicatieve vaardigheden, werknemers- en ondernemersvaardigheden en de vaardigheid om jezelf te blijven ontwikkelen: leren leren. Het mbo biedt uitstekende mogelijkheden om in dit brede palet te voorzien, door de combinatie van leren en praktijk’, zegt Isabel Coenen, FNV-lid van de commissie die het vervolgadvies over het beroepsonderwijs voorbereidde. Praktijkleren biedt voordelen voor alle partijen, aldus het SER-advies. Studenten kunnen het geleerde direct in praktijk brengen, onderwijsinstellingen leveren mensen af die snel aan het werk kunnen en de werkgever krijgt net-afgestudeerden die weten hoe de hazen lopen. In de ideale situatie ontwerpen mbo-instelling en leerbedrijf het leerproces sámen. ‘Wij pleiten voor meer hybride vormen van leren, waarbij het schoolse leren is verweven met leren in de beroepspraktijk. Dat geldt zowel voor de beroepsopleidende leerweg (bol) waarbij studenten vier dagen naar school gaan en één dag stage lopen, als voor de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) waarbij studenten vier dagen in de praktijk werken en één dag naar school gaan.’ Mbo-opleidingen moeten kwetsbare jongeren persoonlijke aandacht, mentoring en coaching bieden ‘Er is structureel overleg nodig tussen onderwijs en het georganiseerde bedrijfsleven over de inhoud van de opleidingen en het aantal studenten’, vult commissielid Gertrud van Erp van VNO-NCW en MKB-Nederland aan. ‘Alleen dan zorgen we voor mbo-opleidingen die zijn afgestemd op de razendsnelle ontwikkelingen in de beroepspraktijk.’ Praktijkvoorbeeld Een inspirerend praktijkvoorbeeld van zo’n hybride leervorm is de mbo-opleiding Monteur NedTrain. Van Erp: ‘Deze opleiding is volledig tot stand gekomen in samenspraak tussen de mbo-instelling en NedTrain, het onderhoudsbedrijf van de NS. Het eerste jaar gaan de studenten vijf dagen per week naar school en lopen ze acht weken stage bij NedTrain. Het tweede jaar wordt het omgekeerd: dan komen ze in dienst bij het bedrijf, werken vijf dagen per week en gaan acht weken naar → SERmagazine 11 Beter beroepsonderwijs
Pagina 12Scoor meer met een webwinkel in uw PDF-en. Velen gingen u voor en publiceerden lesboeken online.
SERMagazine december 2017/januari 2018 Lees publicatie 18Home