column Moed gevraagd Onze manier van samenleven verandert in rap tempo. Door technologische ontwikkelingen verandert niet alleen de manier waarop we werken, leren en zorgen, maar ook hoe we communiceren en onze sociale relaties inrichten. Bovendien is multitasken voor veel mensen de norm geworden. Alles moet tegelijkertijd, liefst tijd- en plaatsonafhankelijk. De grote vraag is wie deze ontwikkelingen wel of niet kan bijbenen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau constateert steeds vaker dat er een nieuwe maatschappelijke scheidslijn loopt tussen de zogenoemde cans en cannots: mensen die de combinatiedruk weten te weerstaan, de systemen begrijpen, de relevante informatie tot hun beschikking hebben en de juiste netwerken kunnen aanspreken, of mensen die dat vermogen juist niet bezitten. Wat betekent dat voor bestuur, toezicht en medezeggenschap? Ten minste twee dingen. In de eerste plaats dat de zorgen van mensen, of hun kwetsbaarheden en achterstanden, veelal niet binnen de koker van een sociaal-maatschappelijk domein of organisatie weg te nemen zijn. Het gaat meestal niet alleen om een slechte positie op de arbeidsmarkt, maar vaak ook om schulden, gebrek aan omscholing, gezondheidsproblemen en mantelzorgbehoeften. Om je werk als organisatie goed te doen moet je over domeinen, wetten en regels heen kijken naar datgene wat voor de cliënt het beste werkt. Dus datgene wat echt bijdraagt aan participatie en kwaliteit van leven. Dat vereist samenwerking met andere organisaties en het laten prevaleren van het belang van de cliënt boven het organisatiebelang. In de kern kan het zelfs betekenen dat je de continuïteit van de organisatie ter discussie moet stellen als de dienstverlening aan cliënten dat vraagt. Maatschappelijke verantwoordelijkheid gaat verder dan de drempel van organisatie, ziekenhuis of school, het gaat om de vraag of iemand meer kansen op werk heeft, of weer kwaliteit van leven ervaart. In de tweede plaats moeten bestuurders, toezichthouders en medezeggenschap continue met elkaar in dialoog treden. Steeds opnieuw moet worden gekeken naar wat het goede is in de dienstverlening. Steeds opnieuw is een moreel kompas nodig om te ijken of de cliënt beter af is bij jou, of bij de concurrent. Dat vereist moed. Moed van bestuurders om medewerkers te overtuigen van de noodzaak tot samenwerking over kokers heen en dingen anders doen. Moed van toezichthouders om niet alleen rationeel toezicht te houden op SMART geformuleerde doelen, maar ook ‘scharrelruimte’ toe te staan, om dingen anders te regelen, als dat beter is. En moed van medezeggenschap om het vertrouwen aan bestuur en toezicht te geven dat dit ook in het belang van medewerkers en cliënten is. Moed om verantwoording af te leggen over wat je doet, in plaats van alleen verantwoordelijkheid te nemen binnen de vaak straffe regels van de wet en externe toezichthouders. We hebben ‘nobele wilden’ nodig, zoals Pauline Meurs (hoogleraar bestuur van de gezondheidszorg, red.) dat ooit noemde. Mensen die vanuit een duidelijk moreel kompas handelen en soms de burgerlijke ongehoorzaamheid opzoeken om het goede te doen. In het belang van cliënten. Kim Putters Directeur Sociaal en Cultureel Planbureau DRIE RADEN magazine Special 15 FOTO Christiaan Krouwels Pagina 14
Pagina 16Interactieve web vakblad, deze sportblad of artikel is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het digitaal bladerbaar publiceren van digi-sportbladen.
Drie raden magazine special Lees publicatie 1Home